Gnostiek


Dit is altijd mijn weg geweest en nog steeds!


Gnosis: het weten van binnenuit

Gnosis is het Griekse woord voor kennis, inzicht. Geen uiterlijke (cognitieve) kennis, maar het weten van binnenuit. 
In die zin is gnosis even oud als de mensheid. 
Vanaf zijn oorsprong wordt de mens begeleid door de gnosis, al werd hij zich dat in de voortgaande evolutie steeds minder bewust.
Meestal wordt het begrip gnosis afgeperkt tot een stroming binnen het christendom van de eerste eeuwen. 
Dat komt omdat al in de tweede eeuw kerkvaders (vroeg-christelijke theologen) gnosis als een ketterij gingen zien en lijvige anti-literatuur produceerden. 
In andere religies, zoals in het jodendom, is gnosis meer opgevat binnen de pluriformiteit en nooit zo expliciet bestreden dan in het christendom.
Tot voor kort wisten wij dan ook niet veel meer van de christelijke gnosis-variant dan de negatieve opmerkingen hierover van de kerkvaders.

 

Daar kwam een drastische verandering in toen in 1945 bij de Egyptische plaats Nag Hammadi een kruik werd ontdekt met ruim vijftig geschriften die oftewel gnostisch waren, of althans in gnostische zin geïnterpreteerd kunnen worden. 
We bezaten nu geschriften van die zogenaamde gnostici zelf!
Langzamerhand begint de waarde van deze geschriften door te dringen in de westerse wetenschap, vooral in de theologie. 
Buiten onderzoekers met een open mind zijn er echter nog steeds zeer velen die alle mogelijke moeite doen om de waarde van deze teksten te bagatelliseren. 
Dat is niet onbegrijpelijk want het vraagt een totaal andere manier van denken en bewustwording dan waar deze theologen mee zijn opgevoed.

Gnosis is geen filosofie, maar een ervaring.
Gnosis is geen doel, maar een weg.
Gnosis brengt de mens bij zichzelf en van daaruit weer naar de wereld.
Gnosis is de ervaring van intense en onlosmakelijke verbondenheid met het Al (alles dat is).
Door gnosis van de eigen ziele-kern heeft de mens ook gnosis van de oorsprong van die ziele-kern, van pneuma (Geest).

Geest zien vele gnostici als een beter woord dan God, omdat dit laatste begrip al zoveel bezoedeling heeft ondergaan van het menselijke.  In het Evangelie volgens Filippus, een tekst uit de Nag Hammadi-kruik, lezen we:

 

God schiep de mens
en de mensen schiepen zich een god.
Zo gaat het in de wereld:
de mensen scheppen zich goden
en vereren hun scheppingen.
Waarlijk! (Zo) zouden de goden
de mensen moeten vereren!

 

De christelijke kerk heeft God tot persoon verklaard, de wezenlijk andere. 
Daarmee heeft ze God buiten de mens geplaatst. 
Een betreurenswaardig verlies.
Daarentegen legt New Age de nadruk op de immanente God. 
Ieder mens heeft een goddelijke kern. 
De mens zelf is ten diepste God. 
Dat lijkt pure winst. 
Maar de immanentie van God zonder een verbinding met de transcendentie leidt tot een fatale afperking van God tot niet meer dan het eigen bewustzijn op dat moment.
Geest (of: God) is het allesomvattende in alles aanwezige. 
Het is het bewustzijn (Grieks: nous) van de Geest dat de mens Jezus bij diens doop in de Jordaan overstraalde. 
Toen werd hij Christos (Grieks: gezalfde – van het Licht). 
De goddelijke Logos (het alomvattende begrip, bevattingsvermogen, meestal vertaald met: Woord) manifesteerde zich in een mens van vlees en bloed. 
De mens Jezus heeft de Christus (het bewustzijn van Geest) in de stof gebracht.

 

De christelijke kerk heeft Jezus en Christus als persoon samengevoegd met God en weer later met Heilige Geest. 
Jezus heeft men ver-theologiseerd. 
Christus heeft men buiten de mens geplaatst. 
Zo is de mens `van God los’.
De ontdekking van het Christus-wezen in het eigen hart is de onmiddellijke toegang tot het Koninkrijk. 
Een Koninkrijk waarvan Jezus in het Evangelie van Thomas (ook uit de Nag Hammadi-kruik) zegt dat het verspreid is over de aarde doch door de mensen maar niet gezien wordt. 
De kerk heeft dat Koninkrijk naar een verre plaats getransponeerd (de zoveelste hemel) en naar een verre tijd (de eindtijd).

Gnosis legt een verbinding tussen de transcendentie en de immanentie van God, Christus en het Koninkrijk.
God, schepping en mens vallen samen in een onlosmakelijk geheel.
Alles is van Geest doordrongen. In het Evangelie van Thomas lezen we:

 

Jezus zei:
Ik ben het licht dat boven allen is.
Ik ben het Al.
Het Al is uit mij voortgekomen en
het Al is tot mij gekomen.
Kloof een stuk hout en ik ben daar,
til een steen op en jullie zullen mij daar vinden.

 

Gnosis is de ervaring van Jezus als stuwende kracht die de mens de weg wijst tot de geboorte van Christus in het eigen hart – in het Evangelie volgens Filippus lezen we dat de mens dan niet langer meer alleen een christen is, maar tot Christus wordt. 
Die Christus-kracht is volstrekt universeel en godzijdank niet alleen voorbehouden aan (zogenaamde) christenen.

 

Andere culturen geven aan deze kracht een andere naam. 
De wezenlijke ervaring echter is dezelfde. 
Het is de ervaring van wedergeboorte, van opstanding, van transformatie, van verlossing.
De weg daartoe is zelfkennis. 
Het daaruit voortvloeiende bewust kunnen gaan houden van zichzelf biedt de mogelijkheid tot het houden van de ander. 
Omdat de mens in zichzelf de ander dan wezenlijk kan ontmoeten. Het is een aspect dat in het kerkelijke christendom is weggestopt. Kerkvaders als Clemens van Alexandrië en Tertullianus kenden nog de uitspraak van Jezus:
Als je je broeder hebt gezien, dan heb je God gezien.

Een uitspraak die angstvallig buiten de nieuw-testamentische evangeliën is gehouden.
De christelijke kerk predikt weliswaar de naastenliefde maar is tegelijkertijd uiterst bang voor de zelf-liefde. 
Daardoor blijft de naastenliefde steken in charitas (het goed-doen aan de ander). 
Naastenliefde op deze wijze heeft in tweeduizend jaar het Koninkrijk nog niet zichtbaar gemaakt, laat staan de wereldvrede. 
Een werkelijke kans daartoe is slechts aanwezig als de mens in staat raakt om de Christus in het eigen hart tot opstanding te brengen, waardoor ook de Christus in de mede-mens kan worden ervaren en dat breekt de acute wereldvrede uit.

Bron Jacob Slavenburg.